Iers Sprookje - De Soepsteen

Een Iers volksverhaal over van niets iets bijzonders maken

Er was eens een vagebond die door het land trok en zich zo goed en zo kwaad als het ging door het leven sloeg. Vaak bleef zijn maag leeg en de wind floot door zijn versleten kleren.



Op een dag vond de man dat een warm soepje hem goed zou doen. Wel bezat hij geen penny, maar hij wist dat in een boerenhuis in de buurt een vrouw woonde die wat simpel was. Dus besloot hij daar zijn geluk te beproeven. Bij de rivier zocht hij een mooie ronde steen uit die de grootte van een appel bezat. Toen liep hij naar het boerenhuis en vroeg de vrouw of hij misschien een pan en wat schoon water kon krijgen. Toen de pan met het water voor hem stond, waste hij de steen tot die helemaal schoon was en glom. De boerin stond erbij en keek verwonderd toe.

"Je geeft je veel moeite voor die steen," zei ze.

"Waarom niet, goede vrouw," antwoordde de vagebond, "het is immers ook een soepsteen."

"Een soepsteen?" vroeg de vrouw verwonderd, "betekent dat soms dat je met deze steen soep kan koken?"

"Zeker," antwoordde de vagebond zonder van zijn werk op te kijken, "en zelfs een heel bijzonder smakelijke soep."

"Wat zeg je nou? En kan iedereen dat?"

"Er is niets op tegen," zei de vagebond, "natuurlijk heb je er wel een beetje verstand voor nodig."

"Ja dan..;" zei de vrouw verbaasd, "wil je me misschien verklappen hoe je zo'n soep van die soepsteen maakt?"

"Met groot genoegen, beste vrouw," riep de arme hongerige man uit.

Hij gooide het vuile water weg, liep met de vrouw het huis in, zette de pan op het vuur, goot er een halve liter schoon water in en legde er toen voorzichtig de steen bij.

"Zo," zei hij en wreef in zijn handen, "nu kunnen we beginnen met het koken."

De vrouw keek oplettend toe, opdat haar geen enkele handeling ontging.

"Wat peper en zout zouden geen kwaad kunnen," mompelde de hongerige man.

De boerenvrouw rende al weg om de kruiden te halen. Het water begon te koken en de hongerige man fronste zijn voorhoofd: "Het bindt niet genoeg," zei de man als bij zichzelf, "een snufje meel zou er nog bij moeten."

De vrouw gaf hem gauw het meel aan.

De man roerde. De vrouw staarde geboeid naar de steen op de bodem van de pan, die nu nog slechts onduidelijk te zien was. "Ach," zei de vagebond, "ik zie daar een bot schapenbout dat je zeker aan je hond wilde geven. Dat is beter op zijn plaats in onze soep."

De boerenvrouw was eigenlijk helemaal niet van plan het bot schapenbout aan haar hond te voeren, want er zat nog een groot stuk vlees aan, maar opdat haar niets zou ontgaan, gehoorzaamde zij de vagebond zonder tegenspraak.

De man proefde de soep: "...smaakt goed en krachtig. Er ontbreken alleen nog een paar aardappelen."

En zonder zich om de vrouw te bekommeren die haar ogen niet van de borrelende soep in de pan nam, schilde de arme hongerige man een half dozijn aardappelen en deed die in de soep.

"De steen kookt goed uit," verklaarde hij, nadat hij nogmaals geproefd had, "maar weet je wat de soep op smaak af zou kunnen maken? Een paar uien!" Zo gezegd, zo gedaan. De hongerige man sneed de uien en gooide ze in de pan.

"Zo," verkondigde hij, "nu zijn we klaar. En dat zal je smaken... zo'n goede soep heb je nog nooit eerder gegeten. Wil je direct eens proeven?"

"Een beetje maar," zei de boerenvrouw, "ik heb net mijn middageten op. Hier is een klein bord. Als je daar wat voor me in wilt doen. O ja... het smaakt voortreffelijk. Wat zo'n soepsteen geen wonderen kan doen! Kun je me de steen niet verkopen?"

"Ik geef je hem cadeau," zei de vagebond royaal, terwijl de warme soep prettig door zijn koude en uitgehongerde lichaam in zijn maag stroomde.

"Dat is al te goed," zei de boerenvrouw, "maar dan moet je me een plezier doen, en ook een paar kleinigheden van mij aannemen. Wat tabak, een stuk spek... en hier, neem ook nog dit flesje met zelfgestookte jenever. Ik laat me niet graag door iemand in goedgeefsheid overtreffen."

De vagebond bedankte haar. Hij had zijn soep op. Hij stak de geschenken in zijn zakken en stond op. "Hartelijk bedankt, goede vrouw," zei hij, "nu moet ik weer verder om ook elders aan de mensen te tonen hoe je met een soepsteen omgaat. Het beste en veel geluk!"

Daarop ging hij weer op weg. De simpele vrouw bleef haar buurvrouwen maar doorzagen over de heerlijke soep die je met een soepsteen kunt maken. En daar zij zich ook iedere keer precies aan het recept van de landloper hield, lukten haar soepjes met de soepsteen steeds heel voortreffelijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten